Geldofcs

Omgevingwet: de betekenis voor raadsleden

Bron: Ministerie van IenM

“Wie komt er uit Friesland?” vroeg de man op het podium. Ik stak als enige mijn vinger op.
“Uit welke plaats komt u?”
“Franeker,” antwoordde ik trots. Spontaan was er applaus in de ontvangstzaal van het stadhuis in Eindhoven.

Vele raadsleden – en ook enige griffiers – uit Nederlandse gemeenten waren aanwezig op het VNG congres op 28 januari. De opkomst was groot. Het onderwerp van deze ‘Raad op Zaterdag’ was: de Omgevingswet. Deze wordt in 2019 ingevoerd en heeft enorme consequenties. Wat gaat het voor ons raadsleden betekenen? Ik heb veel geleerd. Dank daarvoor aan de organisatie. Wat een vage wolk leek, is glashelder geworden. De workshops werden gegeven door echte deskundigen. Ze konden zowel luisteren als kleurrijk vertellen.

Conclusies

Laat ik met mijn hoofdconclusies beginnen. Het zijn er twee, verpakt als adviezen:

  1. Raadsleden: laat u niet de kaas van het brood eten;
  2. Raden: ga samenwerken.

Het grootste risico van de introductie van de Omgevingswet is dat we als raadsleden achterover leunen en wachten op wat er op ons afkomt. Immers, de Omgevingswet is ingewikkeld en hoe kunnen wij als deeltijdwerkers op hetzelfde niveau komen als ambtenaren en collegeleden die full time ermee bezig kunnen zijn? Met een dergelijke reactieve houding pissen we naast de pot. Net als in het sociale domein worden verantwoordelijkheden meer gedecentraliseerd, dus hebben we meer in te brengen. Echter, het moment waarop we echt invloed hebben beperkt zich tot de voorkant van het proces. Als we bij de totstandkoming van de Omgevingsvisie en het Omgevingsplan onze stem niet laten horen of blijven hangen in partijpolitiek en/of de traditionele coalitie-oppositiestellingnames, blijft er niets anders over dan het adviesrecht: ontstemde geluiden in het achtergrondkoortje.

De Omgevingswet

Op de site van het ministerie staat het volgende: “Met de Omgevingswet wil de overheid de regels voor ruimtelijke ontwikkeling vereenvoudigen en samenvoegen. Zodat het straks bijvoorbeeld makkelijker is om bouwprojecten te starten. De Crisis- en herstelwet (Chw) maakt dit nu al mogelijk, bijvoorbeeld door bestaande regels aan te passen.” Dat is de kern. Alle wetten die met de leefomgeving te maken hebben, totaal zesentwintig, worden in deze ene wet geïntegreerd. Slechts een deel van de bestaande regels wordt in de nieuwe wet geschoven. Het gaat om ruimtelijke ordening, water, verkeer, bodem, sociale veiligheid, milieu, groen, onderhoud, en nog veel meer. Het bestemmingsplan, bijvoorbeeld, komt te vervallen. Per gemeente komt er één Omgevingsplan en als deze eenmaal door ons is vastgesteld geven we het over aan het college en de ambtelijke arena. Nu nog hebben we de mogelijkheid bij vergunningverlening bedenkingen uit te spreken. Straks niet meer. Kortom, het wordt echt anders. Ook moeten we opletten als het gaat om overgangsregelingen. Bijvoorbeeld, in het kader van de Wet bodembescherming (Wbb) kunnen we de kosten van een bodemsanering nu nog verhalen op de veroorzaker. Als we geen gebruik maken van het overgangsrecht bij de stap van Wbb naar Omgevingswet, kunnen we deze mogelijkheid kwijtraken.

Grondhouding

Zoals ik het zie zit de vereenvoudiging vooral in het principe van: ‘minder recepten, meer nadenken.’ Er komen minder normen, dus kunnen we ons als gemeente er minder achter verschuilen. In plaats van toetsen en procedures doorlopen zullen we vaker een beroep moeten doen op ons nuchtere verstand. Dat moet je wel willen… en durven. Het vraagt om een andere grondhouding. Inwoners zijn er niet om te voldoen aan de regels van de overheid, maar de overheid is er om samen met de inwoners te werken aan een leefomgeving met veel waarde. We gaan dus van normen naar waarden en die zijn meer in de praktijk verankerd dan op papier. Het kan dan ook niet anders dan dat we meer aan participatie doen, niet om ‘draagvlak te creëren’ maar vanuit oprechte interesse. Daar is nog een lange weg te gaan. Wil de Omgevingswet een succes worden, dan is dit één van de belangrijkste punten om aan te werken. Lukt dat niet, dan gaan we regels maken om het gemis aan oude regels te compenseren en voor je het weet creëren we een ingewikkeldheid waarin we verstrikt raken.

Er zijn nog steeds regels, echter deze worden toegepast in de context waarvoor ze zijn afgeleid. Lokaal heb je de ruimte ervan af te wijken, als je maar aanvullende maatregelen neemt. Kortom, de flexibiliteit neemt toe. Dit vraagt op dialoog en samenwerking. En dat moet geen ‘management by speech’ zijn. Samenwerken is niet hetzelfde als samen vergaderen of samen overleggen. Het gaat erom samen te wérken in de echte praktijk. Dat is het mooie van het gemeentelijke schaalniveau. Daar wordt de leefwereld zichtbaar en je met elkaar concreet aan de slag, losgeweekt van Haagse abstracties.

Hard naar het college, zacht naar de samenleving

Bovenstaande titel is afkomstig van Julien van Ostaaijen (universiteit van Tilburg). Hij organiseerde een workshop over onze verbindende rol tussen inwoners en bedrijven enerzijds en het college anderzijds. Mijn conclusie: deze rol wordt met de Omgevingswet belangrijker, vooral omdat we in een vroegtijdig stadium de verhalen moeten kennen die bijdragen aan zowel Omgevingsvisie als Omgevingsplan. Onze verantwoordelijkheid ligt in de leefwereld en we hebben de mogelijkheid om het systeem daarop aan te sturen en te corrigeren. We zullen dan steeds meer zelf het initiatief moeten nemen voor politiek debat in plaats van dat het college samen met de ambtelijke arena onze agenda bepaalt. Kortom: we zullen al onze rollen moeten aanscherpen, zodat we tijdig inbreng hebben.

Open overheid

Guido Enthoven (IMI) en Cees van Westrenen (e-Diensten KING) informeerden ons over het proces van digitalisering rond de Omgevingswet, voortbouwend op een uitspraak van Thomas Jefferson: “Information is the Currency of Democracy.” De overheid gaat steeds meer actief informatie aanbieden. Ze spreken over integrale informatievoorziening. Nodig, want mensen moeten eenvoudig hun weg kunnen vinden. Nu is veel informatie passief aanwezig: je kunt deze krijgen, maar dan moet je daar specifiek om vragen, bij de juiste instantie. We willen steeds meer een open overheid zijn, waarbij we in co-creatie met de samenleving de leefomgeving inrichten. “We hebben niets te verstoppen.” Het besef drong tot mij door dat de rol van de gemeenteraad bij een open overheid groter is dan bij een gesloten systeem. Als raadsleden moeten wij dan ook aangeven wat voor overheid we willen zijn, kaders stellen voor de Omgevingsvisie en het Omgevingsplan en de rolverdeling tussen raad en college herijken en expliciet beschrijven. Zo vroeg mogelijk. We moeten we onze rol pakken… anders blijft weinig meer over dan een adviesrecht.

Samenwerken

Rob van Greef (jurist PROOF Adviseurs) liet ons zien welke trucjes er zijn om ons – “die lastige raadsleden” – zoveel mogelijk buitenspel te zetten. Met de Omgevingswet wordt dat niet anders. Je moet steeds oplettend zijn om de mogelijkheid te houden ongewenste ontwikkelingen tegen te kunnen houden en gewenste ontwikkelingen te stimuleren. Dat geldt vooral bij zogenaamde collegeregelingen, zoals het oprichten van Omgevingsdiensten. Je hebt dan als raad alleen invloed op de eigen wethouder. Maar ja, hij of zij is slechts één van de deelnemers aan de eigenaarsvergadering. Hier is een fraai rapport over verschenen (Grip op regionale samenwerking). Advies: probeer je positie niet juridisch te regelen, maar politiek! Daar zijn we voor. Splits de onderwerpen voor de Omgevingsdienst op in ‘politiek neutraal’ en ‘politiek oordeel’ en breng deze laatste in bij een gezamenlijk agendacommissie. Kortom: als colleges samenwerken, moet je ook als raden samenwerken. Dan blijft de balans gezond. Vooral als je met meerdere gemeenten één Omgevingsvisie opstelt, is dit punt extra van belang.

Waadhoeke

Vanaf 1 januari 2018 bestaan de gemeenten Franekeradeel, Menameradiel en Het Bildt niet meer en vormen ze samen met een deel van Littenseradiel een nieuwe gemeente: Waadhoeke. Nu kun je in het proces van de herindeling op de thema’s van de leefomgeving harmoniseren tot je een ons weegt, maar de waarde daarvan is slechts heel tijdelijk. Beter kun je anticiperen op de Omgevingswet. Wellicht is de herindeling in dit kader een echte kans. Het is raadzaam dat de raden gezamenlijk in 2017 aangeven welke rol ze willen hebben in de leefomgeving en hoe ze dat binnen de kaders van de Omgevingswet willen vormgeven. Dat zou een prachtig estafettestokje zijn om door te geven aan de raad van Waadhoeke.

Tot slot

Het is de moeite waard letterlijke teksten te lezen van de ontwerpwet. Je merkt dan dat het nog vele kanten uit kan en dat er in de begrippen veel ruimte zit voor eigen invulling. Ik was zelf erg nieuwsgierig naar de verwoording van het overgangsrecht (hoofdstuk 22) maar daar staat alleen het woordje “gereserveerd.” Kennelijk is dat nog onvoldoende uitgewerkt.

Artikel 1.3 stelt het volgende:

Deze wet is, met het oog op duurzame ontwikkeling, gericht op het in onderlinge samenhang:
a. bereiken en in stand houden van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit, en
b. doelmatig beheren, gebruiken en ontwikkelen van de fysieke leefomgeving ter vervulling van maatschappelijke functies.

Dan zie je opeens het woordje ‘doelmatig’ opduiken. Dan bekruipen mij even de kriebels, want te vaak heb ik in overheidsland gezien dat dit wordt vertaald als ‘bezuinigen,’ zoals bij het Nationaal Bestuursakkoord Water: “We gaan samenwerken om geld te besparen.” Dat is ook nu een valkuil, vooral als we onze invloed als raden puur invullen via ons budgetrecht. Dan staat het financieel plaatje centraal. De kunst is de kwaliteit van de leefomgeving centraal te stellen, binnen de financiële kaders die er nu eenmaal zijn. Doelen staan niet vast en de leefomgeving is dynamisch. Vandaar de stap van normen naar waarden. Normen definiëren we weleens als bevroren waarden. Een leefomgeving leeft en is per definitie in ontwikkeling, dus niet bevroren. Als we ons op tijd oriënteren, kan het een succesverhaal worden.

Mobiele versie afsluiten