Deze blog is deels fantasie. Of niet? Ik laat dit oordeel aan u over. Mogelijk komt u tot een bijzondere conclusie. Het gaat over getallen en beleid. Ooit hebben we getallen uitgevonden om ons te helpen ordenen. Ooit zijn we beleid gaan formuleren om ons te helpen structuur te brengen in maatschappelijke processen. Mooi! Van grote waarde! Echter, nu laten we ons volledig leiden door getallen en worden maatschappelijke ontwikkelingen – zoals innovatie – ingetoomd omdat er nog geen beleid voor is. Als er geen beleid voor is, mag het niet, of moet het wachten totdat beleid is ontwikkeld.
De basis
Zolang we als mensen bestaan, en dat is langer dan 100.000 jaar, hebben we ons aardig weten te redden. Op basis van ’trial and error’ hebben we een enorme ontwikkeling doorgemaakt. We probeerden, observeerden en concludeerden. Onze ervaringen brachten we op andere mensen over door het vertellen van verhalen. Iedere context produceerde unieke verhalen. In mijn verbeelding was er ooit een Fries in de sompige overstroombare delen van de lage landen – laten we hem Durk noemen – die een hoopje aarde opwierp om een deel van het land te beschermen tegen water. Dat hielp. Echter, opeens werd het springtij, trok de wind aan en reikten de waterstanden tot hoogten die niet eerder waren waargenomen. Durk dacht na en concludeerde: ‘ik ga een nieuwe terp maken, maar dan wel hoger dan de vorige.’ Iedere onvoorziene gebeurtenis resulteerde aldus in aanpassingen. In een bootje voer hij met zijn maten over de baren om Beerenburg te slijten aan welwillenden en deelde zijn verhalen met hen die behoefte aan nieuwtjes, bij gebrek aan Internet. Anders geformuleerd: terpen en dijken waren in de begintijd vooral sociale constructen.
De ontdekking van de getallen
Er ontstonden twee behoeften. Ten eerste: we wilden mogelijke onvoorziene gebeurtenissen beter voorspellen. Ten tweede: we wilden leerervaringen generiek maken, zodat we de feiten kunnen ontdoen van de fantasie die Durk toevoegde aan zijn verhalen. Hoe leger de flessen Beerenburg werden, hoe hoger de golven, hoe krachtiger de waterstromen, hoe slimmer het bouwen van terpen en hoe liefdevoller de zeemeerminnen die Durk uit bewondering omhelsden. Een verre achterkleinzoon van Democritus – laten we hem Logos noemen – meerde af in de haven van Harlingen en reikte een basis aan voor de wiskunde. Boeiend. Men ontdekte van ‘1+1=2’. Dat gold in Friesland, maar als je naar Japan zeilde, dan gold het daar nog steeds. Zelfs op de maan. Universeel! Het sommetje ‘1+1=2’ is generiek. Dus immer waar. En je kunt deze uitbreiden. Je kunt ook zeggen van: a+b=c. Dan wordt het wiskunde. Die a, b en c noemen we variabelen. Super. Durk en Logos smeedden snode plannen. Tegenwoordig noemen we dat een transdisciplinaire samenwerking.
Een stapje verder
De modellen werden steeds beter. We gingen steeds beter voorspellen en waren – dankzij de boekdrukkunst – in staat opgedane wetenschap te delen met mensen in Tokyo die ontdekten dat ook daar klei en veen in de bodem zat en waar bovendien Tsunami’s optraden. Onze twee behoeften werden bevredigd, in toenemende mate. We ontwikkelden algoritmen, gingen meten en deden vervolgens uitspraken over de werkelijkheid. Uiteraard kwam het getoonde met modellen nooit overeen met die werkelijkheid. Ze weken af. Logisch, immers: modellen zijn slechts modellen. Ze laten delen zien van wat we werkelijkheid zouden kunnen noemen, maar komen nog niet in de nabijheid van het grote samenhangende geheel van onze schepping. Toch boekten we er grote successen mee. Onze dijken werden steeds beter. De kleinkinderen van Durk en Logos bleven de gemoederen bezig houden, voorspelbaar met droge voeten.
De omdraaiing
Wanneer het gebeurd is weet niemand exact. Siebe Dronksma, een ondernemer in WC-borstels uit Sexbierum, vermoedt dat het plaatsvond op een woensdagmiddag, om ongeveer half drie. Op basis van de behaalde successen werd toen besloten dat de modellen de werkelijkheid zijn en dat de werkelijkheid zelf hierop een uitzonderling vormt. Een omdraaiing. Dat is handiger. ‘De generieke principes die ten grondslag liggen aan de algoritmen,’ zo ving men op in duistere kroegen, ‘vormen de enige vaste basis voor ons begrip van de werkelijkheid, dus representeren ze de waarheid.’ Briljant! Kortom, de principes die zowel in Tokyo als in Friesland waar zijn, zijn meer waar dan wat alleen in Friesland wordt waargenomen. Generiek weegt zwaarder dan specifiek. ‘Zo ontdoen we feiten van de fantasie waarmee Durk ons stroop in de ogen smeerde,’ vatte een leraar Nederlands samen die zelf wat moeite had met het reproduceren van spreekwoorden. De aan deze opvatting gelinkte filosofische stroming werd ‘logisch positivisme’ gedoopt, als eerbetoon aan de ooit eens net iets te vroeg gestorven Logos.
Statistiek
In de wereld van de sociale wetenschappen – aan de andere kant van de oceaan van onwetendheid – keek men ijverzuchtig naar de taal van wis- en natuurkunde waarin de mensen uit bèta-land hun gedachten uitdrukten. De boer sprak Fries, de aristocratie behielp zich met Frans, maar zij die er echt toe deden beteugelden natuurkrachten met indrukwekkende formules vol integraaltekens en kromme d’s. Wouw! Zij wilden ook wetten, even standvastig als die Newton had geformuleerd. Het was de Vlaming Adolf Kotelet die met de oplossing kwam: ‘Laten we statistiek gebruiken. We drukken alle sociale processen uit in harde statistische relaties. En als iets niet statistisch significant is, dan nemen we het gewoonweg niet serieus.’ De generieke kracht van statistiek kon aldus worden benut voor het beteugelen van maatschappelijke processen. Ook hier kreeg de omdraaiing vorm.
Beleid
Het is nog niet zo heel lang geleden dat we het overheidsproces lieten lopen via wetgeving. Je had een wetgevende macht, de uitvoerende macht en de rechterlijke macht. Deze machten waren strikt gescheiden. Echter, tegen de achtergrond van de hiervoor beschreven omdraaiing waren het vooral overheidsdienders die zich tekort gedaan voelden. Teveel van de al dan niet gewenste processen kwamen terecht op het bordje van rechters, zo vonden ze. Deze toetsten en interpreteerden. Er moest iets komen waar je de verworvenheden van het denken in generieke wiskundige, natuurkundige en statistische principes kon laten landen. De harde onomstotelijke kennis moest de basis vormen voor het handelen van de overheid. ‘Waarom zou je alleen juridische generieke elementen hanteren als overheid?’ vroeg Jan de Vries zich af, een Haagse ambtenaar die zo extreem grijs en gemiddeld was dat alles wat hij zei statistisch significant bleek te zijn. Hij legde de basis voor wat we nu beleid noemen. Op basis van bewezen feiten werden generieke principes geformuleerd. Deze stopten we in een beleidsdocument. Instrumenten als vergunningen en subsidies werden hieraan gekoppeld. ‘En dan de mooiste mop,’ zo schaterde Jan de Vries op verjaardagsfeestjes, ‘wetten hebben we gedegradeerd tot instrumenten, dienstbaar aan ons beleid.’ Een extra omdraaiing, dus. Beleid was er niet meer om mensen te geleiden binnen de marges van de Wet, maar wetten werden geproduceerd om beleid tot uitvoering te dwingen.
Gebakken peren
Hoe je het ook wendt of keert, de omdraaiing is erg succesvol geweest. Echter, de wal keert het schip, krachtig verwoord door Umberto in De Naam van de Roos: ‘De orde die onze geest bedenkt, is als een net, of een ladder, die men construeert om ergens te komen. Maar daarna moet men de ladder wegwerpen omdat ze, hoewel ze goede diensten had bewezen, van zin verstoken was’. Nu, in de 21e eeuw, zitten we met de gebakken peren. Dijkwerkers verlangen terug naar Durk met zijn sterke verhalen. Nu hebben ze vrijwel geen andere functie dan data verzamelen om algoritmen te voeden. Ze opereren in een papieren werkelijkheid, op grote afstand van de dijken waarover ze uitspraken doen. Ze bouwen aan modellen die de basis vormen voor rationele besluitvorming. Saai! Ideeën van bewoners en ondernemers worden getoetst aan generieke beleidscriteria. En als het niet past is dat jammer, ‘want afwijken van beleid schept precedenten. Dat willen we niet.’ Mensen krijgen het gevoel dat ze niet meer bijzonder mogen zijn. Dat wat mensen en hun activiteiten uniek maakt, valt buiten het gezichtsveld van de generieke principes. Getallen en beleid helpen ons niet meer, ze bepalen hoe we ons dienen te gedragen. We zijn eraan onderworpen.
Remedie
Er is maar één remedie, in lijn met wat Umberto Eco stelt: het wegwerpen van de ladder. Neem niet de modellen als vertrekpunt, maar de werkelijkheid. Ga uit van wat zich in het specifieke speelt – de praktijk – en gebruik generieke principes om ervaringen elders te vertalen naar hier. Een omdraaiing terug dus. ‘De overheid is er voor mij. Ik ben er niet om aan het beleid van de overheid te voldoen.’ We zijn in zogenaamde Werkplaatsen bezig deze fundamentele omdraaiing terug vorm te geven. Met veel succes. Toch willen velen er niet aan. Ze hebben het zo ‘druk, druk, druk’ dat ze niet de reflexiviteit kunnen opbrengen van ‘waar zijn we nu eigenlijk helemaal mee bezig?’ Toch kan het niet slecht zijn de werkelijkheid te accepteren als de werkelijkheid, en een model als een model. Een logica waarvoor Logos zich niet in zijn graf hoeft om te draaien.