“In Den Haag doet men niet aan politiek, maar doceert men bedrijfseconomie. En dat herkennen de mensen hier niet,” vertelt Albert Koers in de prachtige documentaire Onderstroom. Fraai geformuleerd. En dan op zaterdag 11 maart een mooi artikel in het Friesch Dagblad over het grote verschil tussen macro en micro. Essentie: premier Rutte spreekt macrotaal (systeemtaal) en die sluit rond de problematiek van aardbevingen in Groningen niet aan op de belevingswereld van mensen die gedupeerd zijn. Sterker nog, deze roept vooral boze reacties op, zelfs als hij zijn boodschap zalvend en begripvol formuleert. De systeemtaal sluit uit.
Generiek – specifiek
Waar gaat het fout? In de leefwereld maken mensen gebeurtenissen mee. Ze ervaren de wereld om hun heen. Deze biedt deels geborgenheid, maar er voltrekken zich ook onverwacht fraaie of vervelende gebeurtenissen. Iemand ontmoet de liefde van haar leven of krijgt een auto-ongeluk. Zo ontstaan de verhalen op microniveau. Alle mensen zijn anders, hebben verschillende percepties en leven het leven op unieke wijze. Alles is specifiek. Een man die tijdens het afwassen – met op de achtergrond muziek van Ede Staal – de grond voelt schudden en een scheur in de muur ziet ontstaan, is na deze gebeurtenis niet meer dezelfde persoon als hij was. In een klein leven is een grootse verandering opgetreden, slechts deels uit te drukken op de schaal van Richter.
Op systeemniveau wordt de leefwereld gereduceerd tot data en worden gebeurtenissen gemodelleerd op basis van generieke principes. De gemiddelde Nederlander maakt geen aardbevingen mee, maar de opbrengsten van aardgas zijn gigantisch. Dat telt. Naast de grote belangen staan de marginale verhaaltjes. Ze doen er niet toe, want het gaat goed in Nederland. Het systeem representeert het belang van een ieder en het is niet verbazingwekkend op dat hoge abstractieniveau – macro – het landschap van gevoelens wordt uitgevlakt.
De geschiedenis leert ons dat als er heel veel processen in de marge worden uitgesloten, deze uiteindelijk als een soort David Goliath gaan vellen. Men probeert het tij op politiek niveau te keren op een wijze van “wij luisteren naar de burger” en “wij zijn voor meer participatie” maar als de taal niet aansluit op wat er in de leefwereld ervaren wordt, barst de bom op een gegeven moment. Alleen al het feit dat over “de burger” wordt gesproken – alsof het een gepolijste entiteit is – getuigt van leefwereldvreemdheid. Generiek is dan losgeweekt van specifiek, terwijl het generieke er moet zijn voor het specifieke.
Het inrichten van een mesoniveau bij complexe vraagstukken
Heb je het over de energietransitie of over de problematiek rond aardbevingen in Groningen, dan heb je het over complexe vraagstukken. Deze kenmerken zich door grote onzekerheden, waardoor er iets anders gebeurt dan je op basis van generieke modellen verwacht. De Deense wetenschapper Niels Bohr stelde: “Voorspellen is lastig, vooral als het de toekomst betreft.” Je weet het niet en je kunt het niet weten. En als je dan blijft vasthouden aan generieke modellen en deze steeds verder verfijnt, wat klauwen met geld kost, kom je uiteindelijk terecht in veel ingewikkeldheid. Je hebt dan een soort Monster van Frankenstein gecreëerd.
Wat dan wel? Zelf heb ik er een proefschrift lang over gedaan om tot het volgende inzicht te komen: als een vraagstuk complex is, behandel het dan ook als een complex vraagstuk. Dit lijkt een open deur, maar dat is het niet. Er is nog steeds een neiging aanwezig bij velen om complexiteit te temmen op macroniveau, tegen beter weten in. De geschiedenis toont ons dat je beter windmolens kunt bevechten. Het temmen van complexiteit is als het kneden van water. Het lukt eenvoudig niet en uiteindelijk keren natuurlijke en maatschappelijke krachten zich tegen jou. En hoe behandel je een complex vraagstuk als een complex vraagstuk? Door zo dicht mogelijk op de praktijk te gaan zitten om proberen te begrijpen wat zich daar voltrekt. Centraal staat het begrip interesse. Wat marginaal lijkt, kan van groot belang blijken te zijn. Wat je dan doet is het inrichten van een mesoniveau, tussen micro en macro in en tussen specifiek en generiek. Op mesoniveau staan micro en macro in wisselwerking met elkaar.
Mesotaal
Hoe ziet dat mesoniveau eruit? Ik kan daar boeken over schrijven en sluit niet uit dat ik dat ook ga doen. Waar ik me nu op richt is de volgende vraag: welke taal wordt daar gesproken? Dat vroeg ik mijzelf af tijdens het lezen van het artikel over macro en micro in het Friesch Dagblad. We hebben nu vele Werkplaatsen doorlopen. Voor mij is de Werkplaats dé ultieme meso-ontmoeting. Is het een soort gemiddelde tussen macro- en microtaal of een assemblage van beide? De tweede suggestie komt het meest in de buurt, maar het ligt subtieler. Het is eerder een assemblage van microverhalen. Je laat een gezamenlijk verhaal ontstaan uit een selectie van verhalen uit de leefwereld, waarbij je gevoel probeert te krijgen voor wat zich afspeelt in de marge. Dit klinkt abstract en dat is het ook. We doen het in een Werkplaats als volgt. We nemen bij gesprekken en Werkplaatssessies een mp3 recorder mee en registreren alles wat gezegd wordt. Vervolgens maken we een selectie van letterlijke citaten en plaatsen deze in een volgorde waardoor er een patroon zichtbaar wordt. Zo ontstaat er een meso-verhaal waaraan ook systeemelementen worden toegevoegd. Op basis van dit verhaal nemen we actie. Kortom: mesotaal is voornamelijk microtaal. Daarbij is het goed te beseffen dat alle politici, bestuurders en ambtenaren ook mensen zijn die met beide voeten in de leefwereld staan en microverhalen kunnen vertellen.