Water, verkeer en energie
1 juni 2024Er zijn vele beleidsopgaven. Als we deze alle willen realiseren in de praktijk, dan moet er nogal wat veranderen. Het vraagt veel mensen. Ze moeten minder consumeren, hun huizen isoleren, lokaal voedsel kopen, minder met de auto rijden, meer en beter voor elkaar zorgen, gezonder leven, et cetera. Als we duurzaam onze aardbol willen bewonen en niet keihard tegen een muur willen rijden in de zorg, dan zal de maatschappij moeten adapteren aan doelen voor de langere termijn. In deze blog ga ik in op de vraag: hoe kunnen we adapteren?
Hartslag
Complexe systemen verstaan de kunst van het adapteren. Ze passen zich aan aan veranderende omstandigheden. Daarvoor is chaos (ruis) van groot belang. Ter illustratie: onze hartslag. Stel we bevinden ons in rust en onze hartslag is 60 slagen per minuut. Als we opeens gaan hardlopen moet de frequentie omhoog. Zoomen we nader in op de hartslag van 60 slagen per minuut en meten we de exacte tijd tussen twee slagen, dan is er sprake van enige ruis. De hartslag is namelijk een gemiddelde. De ene keer is de tijd tussen twee slagen net ietsje meer dan een seconde, de andere keer net ietsje minder. Om te versnellen ‘kiest’ het hart steeds het kortere tijdsinterval en neemt dit als uitgangspunt voor het nieuwe ritme. Dat gaat zo door totdat de hartslag 120 slagen per minuut bedraagt. Zonder die ruis (chaos) past het hart zich niet aan.
Adapteren komt voort uit het vermogen van complexe systemen zichzelf te organiseren. Het vraagt geen bewuste actie van de hardloper. Duidelijk is dat de onze hersenen geen stip op de horizon zetten om vervolgens draagvlak te creëren bij cellen en organen om consensus te verkrijgen over het instellen van een nieuw hartritme.
Samenleving
Op gelijke wijze kunnen we naar onze samenleving kijken. Wat daar gebeurt is ook complex. Samenlevingen organiseren zichzelf in belangrijke mate en hebben het vermogen in zich te adapteren aan veranderingen. Daarvoor is het, in analogie met de hartslag, van belang niet alleen te kijken naar het gemiddelde gedrag van mensen, maar vooral ook naar de bijzondere verschillen. Er is sprake van een grote diversiteit. Marietje speelt blokfluit in een verzorgingstehuis, Piet gaat in weer en wind op de fiets naar zijn werk, Jantje heeft illegaal vuurwerk gekocht en Johanna is bezig een boek te schrijven. Er is sprake van ruis. Niemand is gelijk. Het bijzondere gedrag van de een sluit beter aan op wat we met beleidsopgaven beogen dan het bijzondere gedrag van de ander. Gewenste ontwikkeling vindt plaats als we gedrag dat aansluit op beleidsopgaven als uitgangspunt hanteren en dat steunen en stimuleren. Dán is er sprake van adaptatie.
Het gekke is dat veel overheden nog steeds bezig zijn draagvlak te creëren voor maatregelen die ’top down’ worden geformuleerd. Dat mensen mogen meedenken en meepraten over die maatregelen wordt geduid als participatie. Mijn ervaring is dat de samenleving daarbij nog steeds teveel wordt gezien als een homogene groep individuen, een omvangrijke verzameling van mensen met gemiddeld gedrag. Niemand is echter gemiddeld. De een is positief over plannen, de ander heeft behoorlijk veel bezwaren. De waarde van de verschillen wordt niet of nauwelijks gezien. Ruis wordt gezien als afwijkend, en dus weggeveegd.
Gemeenschappen
Als we willen dat de samenleving adapteert, is het van belang wél te kijken naar de verschillen. Dan blijkt dat er vele inwonersinitiatieven zijn die goed aansluiten bij wat gewenst is en zelfs verder gaan dan dat. Toch worden ze vaak met wantrouwen benaderd, zo leert de ervaring. En wat ik zelf bedroevend vind, is dat de kennis van inwoners wordt bestempeld als anekdotische kennis. Alsof we amateurs zijn. Waarom zou je positieve inwonersinitiatieven niet als uitgangspunt hanteren bij adaptatie richting beleidsopgaven? Je gaat dan als overheden en inwoners gezamenlijk kijken welke waarden we kunnen toevoegen of versterken.
Waarden
Inwoners worden niet of zelden gedreven door beleidsopgaven. Bij ons dorp Tzum, bijvoorbeeld, hebben we een dorpsmolen. Ik hoor niemand zeggen: “jeetje, wat leveren we een prachtige bijdrage aan de energietransitie.” Waarden van inwoners staan dichter op wie ze zijn. Een deel van hen acteert op ideologische basis of wil ‘gewoonweg’ iets betekenen voor hun dorp of wijk. Men zet zich in voor de gemeenschap. Het waarderen en gewaardeerd worden speelt daarbij een belangrijke rol. Niet zelden kunnen inwoners iets veel goedkoper voor elkaar krijgen dan professionals. Ook komen waarden als vriendschap, schoonheid, liefde, verwondering en geluk in het spel. Sommigen ervaren enige sociale druk. “Eerst timmeren in het wijkgebouw, daarna de kroeg in.” De kunst is waarden van mensen te verbinden met beleidsopgaven, wat vraagt om een continue dialoog hierover.
Overheden
Als we als samenleving onze beleidsopgaven serieus nemen, dan moeten we het adapteren in de richting van die beleidsopgaven ook serieus nemen. Logisch toch? Voor overheden is dan dan van cruciaal belang niet ‘de gemiddelde’ burger’ als uitgangspunt te nemen, maar de aandacht te richten op zij die zich inzetten voor de gemeenschap. In een adapterende samenleving vormen zij ‘het nieuwe normaal’. Volgens mij kunnen we het volgende vragen aan overheden:
- Neem de kennis van inwoners serieus, vooral waar het hun ervaringskennis (tacit knowledge) betreft. Inwoners zijn de experts van hun eigen leefomgeving. Nu zien we dat de kennis van inwoners veelal wordt gehanteerd als data voor professionele onderzoekers die vervolgens gaan verwoorden wat inwoners willen;
- Vertrouw initiatiefnemers, totdat blijkt dat ze niet te vertrouwen zijn. In plaats van: wantrouw initiatiefnemers totdat ze na het doorlopen van vele procedures en het invullen van heel veel formulieren hebben kunnen aantonen dat ze wel te vertrouwen zijn (of gewoon behendig zijn in het invullen van formulieren);
- Samenhangend met de vorige twee punten: geef 2% van het totale budget direct aan inwonersinitiatieven. Dan kunnen ze verder. Met Het Onderste Boven, een netwerk van inwonersinitiatieven, hanteren we het principe dat iedere euro als een euro terecht moet komen op de plek waarvoor deze bedoeld is. Aanvullend stellen we dat iedere euro voor drie euro aan waarden moet creëren. In de huidige situatie verdwijnt veel te veel geld in onnodig ingewikkelde processen.
Uitvoerende macht
In een recent rapport van de ROB (de Raad voor het Openbaar Bestuur) Naar een uitvoerende macht wordt een analyse gemaakt van waarom de aansluiting tussen beleid en uitvoering in Nederland zo stroef verloopt. Het rapport benoemt drie weeffouten en geeft aan dat het repareren hiervan lange tijd gaat duren. Is het niet handiger de uitvoerende kracht in onze gemeenschappen beter te benutten en te adapteren?