De taal van Den Haag
13 maart 2017Hoe trager, hoe sneller
11 april 2017Onnozelen, modellenfriemelaars, relativerenden en contextuelen zijn volgens mij de vier smaken die je aantreft onder de klimaatsceptici. De eerste twee ontkennen, de derde relativeert en de vierde plaatst de klimaatverandering in een context. Deze vier smaken laat ik kort de revue passeren.
Onnozelen
Dit is een zeer bijzondere groep van mensen. Zij roepen bijvoorbeeld dat klimaatverandering door Chinezen is bedacht om ons economisch een hak te zetten. Ze denken in samenzweringen en wellicht kun je daar een spannende thriller over schrijven. Fictie! Jammer dat sommigen van hen het weten te brengen tot president van de Verenigde Staten.
Modellenfriemelaars
De tweede groep valt vooral de modellen aan die het IPCC heeft gebruikt om de ernst van klimaatverandering te onderbouwen. Vaak hoor je hen verwijzen naar de Club van Rome waarvan de voorspellingen in “Grenzen aan de groei” (1972) niet zijn uitgekomen. “Dus,” zo redeneren ze, “zal de klimaatverandering ook wel niet waar zijn.” Bijzonder dit soort redeneringen te lezen. Stel ik besluit volgende week vrijdag geblinddoekt de A2 bij Utrecht over te steken. “Doe maar,” zo wordt dan gezegd, “want je kunt niet met 100% zekerheid voorspellen dat je wordt aangereden.” Volgens mij schiet je niets op met dit soort discussies, ook al weten we dat uitspraken van het IPCC hier en daar wel wat gekleurd zijn.
Relativerenden
De sceptici in de derde groep ontkennen de klimaatverandering niet, maar stellen dat het aandeel van de mens daarin overschat wordt. “Over 60.000 jaar zitten we mogelijk midden in een nieuwe ijstijd, dus wat zeuren we?” Ik denk dan altijd: we zitten over 60.000 jaar in een ijstijd juist omdat we gezeurd hebben. Net als bij de modellenfriemelaars vraag ik me af wat het belang is van de mensen die zo redeneren. Ze zien toch ook wel dat we in een paar decennia de fossiele brandstof erdoorheen jagen die in miljoenen jaren is opgebouwd?
Contextuelen
De vierde groep vind ik het meest interessant, omdat ik me zelf er ook toe reken. Deze groep – eerder kritisch dan sceptisch – onderschrijft de ernst van klimaatverandering, maar plaatst vraagtekens bij de wijze waarop we deze – vooral op technologische wijze – te lijf gaan. Ik bemerkte het vorig jaar toen ik in India was op een rivierenconferentie en sprak met mensen die in rampgebieden actief zijn. Daar gaat het in vrijwel alle gevallen om een cocktail van:
- Klimaatverandering;
- Het op niet-duurzame wijze omgaan met de leefomgeving;
- Armoede.
Als je toekomstzeker wilt handelen, moet je de drie vraagstukken in combinatie aanpakken, maar de praktijk laat zien dat we in de betreffende landen vooral stuwdammen bouwen. Als ik dichter bij huis blijf: de klimaatdiscussie in Fryslân vernauwt zich tot het halen van normen voor duurzame energie waarbij het spel wordt bepaald door kilowatts en euro’s. De sociale context verdwijnt uit beeld en windmolens en zonneparken verworden tot investeringsobjecten . Ik vraag me af van: is dat wel duurzaam? Klimaatverandering is dan eerder een excuus dan een drijfveer.
Perspectief
Persoonlijk denk ik dat het mogelijk is in de praktijk projecten te realiseren waarbij je volwaardig inzet op de energietransitie, de inrichting van een omgeving inricht op minder wateroverlast, watertekorten en hittestress, de kwaliteit van de leefomgeving en de betrokkenheid van mensen vergroot én slim met geld omgaat. Je moet je dan minder richten op systeem en normen en meer op leefwereld en waarden. En ja, dat is complex. Nou en?