We zijn de weg kwijt
21 januari 2022Energielandschap 2030
27 mei 2022Wij zien onszelf graag als verhevenen boven de natuur, als intelligente wezens, in staat de leefomgeving naar onze eigen hand te zetten en door te dringen tot de finesses van het leven. De natuur reikt ons weliswaar vele vruchten en fraaie vergezichten aan, toch is deze ook een bron van vele onprettige onzekerheden. De natuur is grillig en ontbeert de kunst van volledige controle en beheersing, wat onprettig is als je efficiënte landbouw nastreeft. De natuur is prachtig, maar ook dom. Primitief.
Mycelium
Toen ik in 1990 het boek van William Calvin las over “de rivier die bergopwaarts stroomt”, werd mij duidelijk dat we slimheid van de natuur zwaar onderschatten. Zeker als je kijkt naar het mycelium, een netwerk van schimmeldraden. Dan besef je dat de natuur kenmerken vertoont van wat wij mensen intelligentie noemen. De natuur communiceert. We weten nu dat de dendritische structuur die het mycelium karakteriseert ook herkenbaar is in onze hersenen.
Maar wat heb je daaraan als je fytoftora in je aardappelen hebt zitten?
Artificiële intelligentie
Wij zijn enorm knap. Met ons mensenbrein zijn we zelfs in staat nieuwe vormen van intelligentie te creëren. Deze noemen we artificiële Intelligentie (AI). Toen ik voor het eerste daarover las, begin jaren ’90, ben ik met een boek vol codes achter mijn PC gaan zitten. Dit was een AT met amberkleurig beeldscherm en maar liefst 40 Mb harde schijf. Ik knutselde in Turbo-C diverse neurale netwerkjes in elkaar. Geweldig. In korte tijd was ik in staat mijn computer woordjes fonetisch te laten uitspreken. De dendritische structuur die de onze hersenen karakteriseert, staat model voor de opbouw van het toegepaste algoritme.
Dat was een bescheiden begin, met een bescheiden computer, maar de ontwikkelingen zijn sindsdien erg snel gegaan. Een vraag die daarbij egelmatig opborrelt is: “wat gebeurt er als robots op basis van artificiële intelligentie slimmer worden dan wij mensen?” Je kon erover lezen in science fiction boeken. Dan zijn de robots op termijn in staat nog slimmere intelligentie te creëren dan zijzelf. Begrenzingen qua intelligentie vallen weg. Ongekende mogelijkheden schieten op exponentiële wijze door het plafond. De qua intelligentie beperkte mens is dan overbodig geworden. Verpakt in algoritmen en verdoofd door farmaceutische genotsmiddelen, worden mannen, vrouwen en kinderen netjes terzijde geschoven, inclusief hun emoties en onzinnige, irrationele verlangens. Of zoiets. Allemaal overbodige ballast.
Er net tussenin
Voorlopig nemen we als mensen in de evolutie een bijzondere positie, ingeklemd tussen primitieve natuur enerzijds en hyperintelligente toekomst technologie anderzijds. Met smartphones en tablets lijkt het erop dat we een cruciale schakel vormen in de ontwikkeling van volhardend dom naar immer slimmer en slimmer. We kunnen ons nu al niet meer voorstellen hoe mensen zich honderd jaar geleden konden redden zonder internet,. Hoe denken mensen over honderd jaar over ons? Denken ze überhaupt nog na over ons?
Een veronderstelling die bij deze lijn van redeneren impliciet wordt gemaakt, is dat we in de loop der tijden steeds intelligenter worden en dus beter in staat zijn wijsheid te betrachten in ons handelen.
Opgaande lijn?
Achter deze veronderstelling kunnen we vele vraagtekens plaatsen. Los van wat je leest in de kranten – wijsheid is vaak ver te zoeken – kom ik met drie illustraties die knagen aan de vanzelfsprekendheid van de opgaande lijn:
- In mijn eigen vakgebied – het waterbeheer – zijn de technologische mogelijkheden enorm toegenomen. Toch zie ik in de praktijk dat we niet in staat zijn de kwaliteit – het vernuft – van qanaten in Perzië, de zoetzout-systemen in voormalig Friesland en de vloeiweidesystemen in Twente en de Achterhoek te evenaren;
- De in 2017 overleden filosoof Hubert Dreyfus, die betrokken was bij de eerste experimenten rond artificiële intelligentie, toonde aan dat computers in de toekomst weliswaar onvoorstelbaar snel ingewikkelde berekeningen kunnen uitvoeren op basis van zelflerende algoritmen, maar dat er altijd een zwak punt blijft: de ethiek ervan;
- In zijn boek “The Collapse of Complex Societies” uit 1988 maakt de archeoloog Joseph Tainter duidelijk dat door de gehele menselijke geschiedenis heen samenlevingen instabiel worden en ineenstorten op het moment dat de sturende macht niet meer in staat is de toenemende complexiteit bij te benen. Iedere samenleving werkt zich toe naar een catastrofe.
De valkuil
Het gevoel dat ik zelf overhoud aan mijn verkenningen tot nu toe, is dat we als mensheid in het huidige tijdgewricht last hebben van zelfoverschatting. We maken onvoldoende onderscheid tussen intelligentie en wijsheid en hebben te weinig waardering voor wat zich heeft voltrokken in het verleden. De valkuil is dat we te eenvoudig complexe vraagstukken doorschuiven naar de toekomst, in de verwachting dat we “er wel iets op vinden”. We formuleren beleidsdoelen – veelal voor het jaar 2050 – maar zetten niet in op de structurele maatschappelijke transformatie die nodig is deze doelen daadwerkelijk te realiseren.
Ook nu, begin april 2022. De inflatie stijgt en er kondigt zich een energiecrisis aan. “Eet wat minder vlees en zet de thermostaat op 19 in plaats van op 20”, hoor ik de overheid zeggen. “Zolang dit maar niet ten koste gaat van de economische groei,” denk ik er dan stiekem achteraan. Zien we dan niet dat we te maken hebben met structurele maatschappelijke vraagstukken die we alleen in sociale samenhang kunnen aanpakken? (zie ook filmpje 26). Tonen we wijsheid of schaven we alleen de randjes bij van onze economische systemen?
Omdraaiing
In deze discussie verdwijnt de natuur naar de achtergrond. Ik zie dat overal gebeuren. Natuur is een randverschijnsel geworden, iets om doorheen te wandelen op zondag. We denken kennelijk nog steeds dat het geen kwaad het mycelium in bodems te vernietigen, wat op grote schaal gebeurt, en dat we in staat zijn de schade die we aanbrengen op technologische wijze te compenseren. Met biodiversiteit kun je namelijk niet afrekenen bij de supermarkt.
Mijn vraag: durven we de veronderstelde lijn van toenemende intelligentie en wijsheid in de trits van mycelium, menselijk brein en artificiële intelligentie los te laten? Durven we andere redeneerpaden te verkennen? Hebben we het lef kritisch te reflecteren op onszelf?
Stel het is andersom: de natuur is slimmer dan wij en artificiële intelligentie zal nooit ons menselijk vernuft overtreffen. Wat dan? Persoonlijk vind ik het heerlijk in het voorhuis van onze boerderij te mijmeren over deze omdraaiing. Zeker nu ik vanwege corona enige dagen aan huis gebonden ben. Het hierover nadenken, werkt verfrissend.
Natuur
Als de natuur slimmer is dan wij, bestaat deze niet uit losse bomen, planten en dieren gerangschikt naast elkaar, maar vormt deze zich als een complex verweven geheel van interacterende en samenwerkende organische processen met een hoge graad van zelforganisatie, wat in principe de definitie is van een ecologisch systeem. Dit geheel heeft zich over een periode miljarden jaren ontwikkeld en omvat een basiswijsheid en -intelligentie die we als mensen slechts deels kunnen bevatten. Wij vormen er wel een onderdeel van.
De natuur is niet statisch, maar ontwikkelt zich immer door, zo nu en dan met rampzalige gevolgen. De Deense onderzoeker Per Bak spreekt daarbij over ‘self-organised criticality’. Zonder instabiliteit geen stabiliteit. Zonder chaos geen orde. Het geheel leert en bouwt een geheugen op.
Mensen kunnen zich niet onafhankelijk maken van die natuur, want om te ademen we hebben 21% zuurstof nodig in onze atmosfeer. De natuur zorgt daarvoor op vernuftige wijze, miljoenen jaren achtereen. Als een streep. Wie in de natuur uitgaat van lineaire denklijnen, ontkent de complexiteit ervan. Ingrepen in de natuur op basis van simpele oorzaak-gevolgrelaties hebben altijd onbedoelde bijeffecten. Onderdrukte complexiteit verdwijnt niet, maar komt altijd terug, als een weggeworpen boemerang. Was er zonder mensen ook COVID-19 geweest?
Als we door blijven gaan met het aantasten van een systeem dat slimmer is dan wij, graven we ons eigen graf, want reacties blijven niet uit.
Mensen
Als we accepteren dat de natuur slimmer is dan wij, gaan we anders, meer respectvol met haar om. Zondermeer. Het is dan ook niet meer mogelijk de mensheid te zien als een verzameling losse entiteiten. Ook mensen interacteren en werken samen. Ze zijn gezamenlijk in staat grootse zaken te verrichten. Daarom is het zo belangrijk de vraagstukken die we nu op ons bordje hebben liggen, te zien als structurele maatschappelijke vraagstukken en niet als de optelsom van miljoenen individuele vraagstukjes. Het geheel is meer dan de som der delen.
De paradox is, dat onze eigenwaarde toeneemt als we ons bescheidener opstellen.
De noodzakelijke maatschappelijke transformatie vraagt om een verschuiving van focus, van verdienmodellen naar wat er echt toe doet in het leven. Niet ondanks de natuur, maar met de natuur, wat om lef vraagt. Omdat we de natuur niet volledig begrijpen en zeker niet volledig kunnen temmen, blijft deze namelijk leverancier van vele onzekerheden. Deze zullen we moeten accepteren. Gezamenlijk kunnen we onze intelligenties combineren om wegen van wijsheid te vinden door het complexe overlevingslandschap heen.
En wat doet er dan echt toe in het leven? Stel deze vraag aan willekeurige mensen op een marktplein, en je krijgt de mooiste antwoorden. Ze hebben het over liefde, vrijheid, vertrouwen, begrip, geluk, gezondheid en nog veel meer. Daarbij communiceren we niet alleen met woorden, maar ook door muziek te maken, of een tekening, door iemand te strelen, door te juichen, te huilen of een gedicht te schrijven.
Ook de natuur maakt kunst.
Artificiële intelligentie
Het is boeiend te lezen over de vorderingen die worden gemaakt op het gebied van artificiële intelligentie. Ook al is mijn huidige computer een stuk sneller dan mijn eerste AT, ik kan ze niet meer nabouwen. Programmeren is topsport geworden. Als we accepteren dat robots met artificiële intelligentie nooit de slimheid van de mens zullen overtreffen, valt er een last van onze schouders af. AI-netwerken blijven dan ten dienste staan van de mens.
Ze zullen blijvend bijdragen aan de vergroting van de efficiënte van processen en de ontsluiting van nieuwe mogelijkheden. Ze zullen dove mensen weer laten horen, patronen ontdekken dwars door enorme hoeveelheden data heen en ruimten verkennen waar geen mens ooit is geweest. Toch zullen ze nooit, ter vervanging van de mens, zware beslissingen mogen nemen. Ze kunnen wel bijdragen aan het zorgvuldiger afwegen van mogelijkheden, maar besluitvorming blijft een menselijke verantwoordelijkheid.
In de film “Being in the World” stelt een collega van Hubert Dreyfus de volgende vraag: “What’s the difference between man and machine?” Zijn antwoord: “We give a damn”. Als mensen maken we ethische overwegingen. We kennen betekenis toe aan iets of iemand. We beschouwen de natuur, onszelf en de instrumenten die we inzetten. Zolang we de vlam van de ethische dialogen brandend houden – want iedereen heeft verschillende opvattingen en ervaringen – blijven we uitzicht houden op een duurzame ontwikkeling. Artificiële intelligentie vormt hiervan een volwaardig onderdeel.
Opgaande of neergaande lijn?
Mogelijk spreekt de ordening van intelligentie na de omdraaiing je aan. Dat de natuur slimmer is dan wij en artificiële intelligentie een plafond heeft. Mogelijk vind je het helemaal niets, te soft, en voel je jezelf vooral als een vis in het water als we inzetten op een technologische fix van de vraagstukken die we recht in de ogen kijken. “Data verzamelen, rekenen, optimale maatregelpakketten samenstellen en huppakee, de problemen smelten als sneeuw voor de zon.” Die ruimte is er. Zolang we 21% zuurstof in onze atmosfeer hebben, houden we enige speelruimte. Daarna wordt het lastiger.
Zelf houd ik aan de bespiegelingen over dat we (1) respectvol moeten omgaan met de natuur en elkaar – hoe dan ook – en (2) er geen competitie van moeten maken. De manifestaties van intelligentie verschillen van elkaar en dat is juist de kracht ervan. De kunst is de sterke punten verenigen. Ze vullen elkaar aan en kunnen elkaar niet vervangen.
Tussen verwachting en hoop
Tot slot. Waar het onze toekomst betreft, kunnen we onderscheid maken tussen verwachting en hoop (zie ook filmpje hierover). Verwachtingen kunnen we baseren op de modellen van onder andere de IPCC of de WHO. Vanuit de resultaten van omvangrijke rekenexercities kunnen we terug redeneren naar wat deze betekenen voor mensen en natuur. Echt vrolijk word je er niet van.
Hoop onttrekt zich daaraan. Deze toont zich op afstand van de verwachtingen, als een verlangen dat diep verscholen zit in de ongrijpbaarheid van natuurlijke processen. Wat onzeker is, kan anders worden.
Ik merk bij mijzelf dat de redeneerlijnen na de omdraaiing meer uitzicht bieden op hoop dan het gokken op een technologische fix. Ik krijg steeds sterker het gevoel dat we als mensheid moeten kiezen tussen de zekerheid dat het fout gaat enerzijds, en de kans dat het goed kan gaan anderzijds.
Kortom, ik hoop dat de natuur slimmer is dan wij. Ik weet het niet, maar reken er stiekem wel een beetje op.